Vanmorgen verslapuh, veel te laat, warrig gehaast begonnen…..les geven aan een groep kinderen die, om de les in te halen, ineens bij elkaar zijn gezet.
Ik introduceer een nieuw thema met een prachtig verhaal….dacht ik. Het verhaal begint zo………..
Onder de tafel in het huis van Masja en Hugo woonde een prinses. Een eenzame en bijzondere prinses. Ze hadden haar gevonden in een spookachtig kasteel in een grijs land. Ze heeft handen die konden wapperen als vleugels van vogels. Bij alles wat ze zei of zong, bewogen haar handen. Alsof ze niet tien, maar wel dertig vingers had…..Het verhaal eindigt heel zielig met dat ze bang waren dat de prinses dood zou gaan omdat ze een zwak hart en zwakke longen had.
Ik moest er zelf bijna van huilen….
En dan de antwoorden op mijn startvraag aan groep 3,4,5:
Vind je dat Ilja Irina, de eenzame en bijzondere prinses, speciaal is?
Nuh, ik wapper ook wel eens heel snel met mijn vingers, zei een jongen. Een ander kind: “Nou, ik vind haar ook niet zo bijzonder hoor. Ik ben ook wel eens ziek”. Weer een ander: “Ik ken ook iemand die heel mooi kan zingen”. Eerlijk gezegd was ik in eerste instantie oprecht beledigd. Pffff, verwende krengen zijn het, die niets meer speciaal vinden. Totdat ik hen iets speciaals van zichzelf liet uitbeelden en J. op het podium klom…hij knikte drie keer ja. R. vroeg: “‘wat is er zo speciaal aan ja knikken”? J zei: ” dat mijn konijn “ja” terugknikt als ik dat doe”.
Tja, daar kon mijn verhaal natuurlijk niet tegenop….